Afdrukversie

Jean Jaurès juist op tijd gestorven

Jean Jaurès juist op tijd gestorven [1]

VAN ALLE HELDEN uit het glorie-tijdperk der Tweede Internationale is de Fransman Jean Jaurès de enige, wiens reputatie tot in onze dagen toe onbezoedeld is gebleven. Toen hij, na op de avond van de 31ste juli 1914 in het Parijse café “Croissant” lafhartig te zijn vermoord, op de 4e augustus ter aarde werd besteld, noemde de kleine vakbondsbureaucraat Léon Jouhaux [2] hem, aan zijn open graf, “de apostel van de vrede en het internationalisme”. Zo ook is hij de geschiedenis ingegaan. In het tragische uur, dat overal in Europa de sociaal-democraten – naar ’t beruchte woord van Troelstra [3] de nationale belangen zwaarder lieten wegen dan de nationale geschillen, in het uur, dat ieder, die – zonder het te zijn – zich socialist noemde de “godsvrede” met de burgerlijke klassen en partijen sloot, bleef hij het symbool van een onwankelbare trouw aan de dingen, die hij steeds beleden had.

En degenen die, zoals wij van “Daad en Gedachte”, de opvatting verkondigden, dat de houding der sociaal-democratie in 1914, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, een volstrekt logische was, dat zij voortvloeide uit de omstandigheid, dat deze beweging in wezen op burgerlijke basis stoelde, die hoorden zich herhaaldelijk met het argument bestookt, dat Jaurès dan toch maar een uitzondering vormde. Wie, zoals wij, het optreden der sociaal-democratie in 1914, haar aanvaarding van de vaderlandsverdediging etc. uit haar burgerlijk wezen zochten te verklaren, wie zoals wij, haar oorlogspolitiek de uitkomst achtten ener wetmatige ontwikkeling, waaraan zij als partij-organisatie onderworpen was en moest gehoorzamen, die zagen zich schier steevast bestreden met een verwijzing naar o.a. Jaurès, die, als een rots in de branding staande, de theorie ener algemene wetmatigheid als het ware bij voorbaat als en metterdaad tot een armzalige drogredenering zou hebben gemaakt.

Heeft niet onlangs nog, toen een onzer kameraden in het Amsterdams Gesprekscentrum in de Raamstraat [4] op die wetmatigheid de nadruk legde, Frits Kief [5] hem aldus bestreden? Heeft diezelfde Frits Kief onze makker niet bespot, toen deze in zijn weerwoord had opgemerkt, dat men niet kon weten, wat of er gebeurd zou zijn, indien Jaurès destijds ware blijven leven? “Zo kun je”, luidde het commentaar van Kief, “altijd wel redeneren”. En hij bedoelde daar kennelijk mee, dat het een redenering van niks was. Gelukkig voor Kief beschikte onze kameraad op dat moment nog niet over de gegevens, die sindsdien te onzer kennis zijn gekomen.

Direct na zijn dood schreef Marcel Sembat [6] in de (toen natuurlijk nog niet bolsjewistische) door Jaurès geschikte krant “L’Humanité” [7] : “Jaurès gaat heen; de oorlog komt”. Zo zeer scheen (en schijnt nog) voor vrijwel iedereen de persoon van de één onverenigbaar met de realiteit van dat andere. En enige jaren geleden is het nog maar, dat één van Jaurès politieke vrienden, de heer Abel Ferry [8], toen hij politieke herinneringen publiceerde, opmerkte, dat de “godsvrede” tussen sociaal-democraten en bourgeoisie in Frankrijk na de dood van Jaurès eerst mogelijk was geworden.

Tegen die laatste opmerking nu, van Abel Ferry, betreffende de “godsvrede” is in het Franse blad “Le Monde” [9] protest aangetekend door een vertrouwde van Jaurès, de heer Pierre Dupuy [10], die in juli 1914 lid was van het Franse parlement. Dupuy betoogt, dat – in flagrante strijd tot hetgeen Ferry meent en geschreven heeft – de “godsvrede” volstrekt niet eerst door de dood van Jaurès zijn beslag gekregen heeft. Indien – aldus Pierre Dupuy – Jean Jaurès zou zijn blijven leven, dan zou die “godsvrede” nog veel sneller tot stand gekomen zijn en nog met veel groter enthousiasme zijn gesloten.

Ter staving van deze opvatting komt Dupuy met een uitvoerig verhaal, waarin hij de laatste levensuren van Jaurès beschrijft. Drie uren nog (!) voor Jaurès dood, vertelt Dupuy, waren hij en ik in elkaars gezelschap. Hij sprak toen uitvoerig met me over een artikel, dat hij van plan was te schrijven en dat hij de volgende dag (op 1 augustus dus) in “L’Humanité” wilde doen verschijnen. “En avant”, “Voorwaarts”, zou het gaan heten en het zou pleiten voor een eensgezind Frankrijk in het gezicht van de dreigende gevaren. Pierre Dupuy, zo vertelt hij, feliciteerde Jaurès met zijn voornemen. Jaurès bedankte hem en merkte toen op, dat hij met de publicatie van dat artikel zich blootstelde aan het gevaar, vermoord te worden door doctrinaire pacifisten, die hem wel niet vergeven zouden, dat hij thans op het standpunt der nationale verdediging was komen te staan.

Dupuy spreekt van een plotselinge verandering van standpunt bij Jaurès, die zich slechts enkele uren tevoren zou hebben voltrokken. Toen Jaurès enkele uren na het door Dupuy beschreven onderhoud door een rechts nationalist werd vermoord, was die moord, gepleegd op de gehate “vredesapostel” in feite een vergissing. Het pacifisme, dat de moordenaar wilde treffen, zou de volgende dag door Jaurès zelf een veel grotere slag zijn toegebracht en de “godsvrede”, die men door Jaurès bedreigd dacht, zou juist van de vermoorde de – bij wijze van spreken – “officiële” zegen hebben gekregen.

Conclusie. Jean Jaurès is juist op tijd vermoord, juist op tijd gestorven om zijn reputatie van vredesapostel en tegenstander van de godsvrede onaangetast te laten. Hij kon, tot op het moment, dat de heer Dupuy zijn herinneringen publiceerde, als het parade-paardje der sociaal-democratie opdraven. Wie de werkelijke feiten ként, kan zich echter niet meer op hém beroepen als hij zou willen tonen, dat er op datgene wat in ’14 bij de sociaaldemocratie de algemene regel vormde, ook uitzonderingen waren.

Wat ons betreft: wij zijn altijd van mening geweest, dat uitzonderingen een “regel” niet ondersteboven werpen. Dat echter de uitzondering Jaurès geen uitzondering blijkt te zijn, is iets, dat wij wel uitermate karakteristiek en belangwekkend vinden.

Cajo Brendel

[1Jean Jaurès: juist op tijd gestorven / Cajo Brendel. – In: Daad en Gedachte, 1ste jaargang, 1965, nr. 12, december, p. 14-15.)

[2Léon Jouhaux (1879-1954); Frans vakbondsleider die in 1951 de Nobelprijs voor de Vrede (sic) won. Reformist en sociaal-patriot in 1914-1918. Na de Tweede Wereldoorlog richtte Jouhaux de sociaal­democratische CGT-FO op (met goud uit de Verenigde Staten).

[3Pieter Jelles Troelstra (1860-1930), Nederlands advocaat, journalist en sociaal-democratisch leider; mede-oprichter van de S.D.A.P. Ultra-reformist en sociaal-patriot.

[4Waarschijnlijk bedoeld: De Amsterdamse Gesprekskring, bestaand sinds 1920, alwaar leden van Daad en Gedachte met enige regelmaat uiteenzettingen met debat gaven.

[5Frits Kief (1877-1957), elektrotechnicus en journalist; lid van Herman Gorter’s K.A.P.N.; tijdens de Tweede Wereldoorlog redacteur van De Vonk, werd in 1946 lid van de P.v.d.A; na 1945 met Jef Last, Piet Meertens, Henriëtte Roland Holst-van der schalk, Wim Storm en Sam de Wolf tot 1952 redacteur van De Vlam; schreef ook voor De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland.

[6Marcel Sembat (1862-1922), een socialistisch journalist en gedeputeerde in de Assemblée Nationale voor het 18e arrondissement; reformist en sociaal-patriot.

[7L’Humanité werd in 1904 opgericht door Jaurès, een leider van de Franse afdeling van de Arbeiders-Internationale (SFIO). Jaurès was ook redacteur van de krant tot aan de moord op 31 July 1914. Toen de socialisten op het congres van Tours in 1920 splitsten verkregen de communisten controle over L’Humanité.

[8Abel Ferry was de zoon van senator Charles Ferry en neef van minister Jules Ferry. Hij werd in 1909 gekozen als vertegenwoordiger van het departement Vogezen in de Kamer van Afgevaardigden. Ferry diende als staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 13 June 1914 tot 29 October 1915 in de eerste twee regeringen van René Viviani. Ferry’s dagboeken, uitgegeven als Geheime zakboekjes 1914-1918, zijn een waardevolle bron voor de betrekkingen tussen de Franse regering en zijn generaals tijdens de Eerste Wereldoorlog.

[9Le Monde is een “links-liberaal” Frans dagblad, dat als een van de belangrijkste van het land wordt beschouwd.

[10Pierre Dupuy, krantenmagnaat, met name in het bezit van Le Petit Parisien; tevens lange tijd volksvertegenwoordiger van de Gironde en vervolgens Parijs in naam van de Union démocratique; Petainist en collaborateur van 1940 tot 1944. Het is alleen op grond van deze late getuigenis dat het standpunt bekend werd van Jaurès nauwelijks een uur voordat hij vermoord werd. Blijkbaar is het alleen de uitgaven van de zakboekjes van Abel Ferry en de polemiek die daarop volgde die hem er toe brachten deze getuigenis af te leggen in een brief aan Le Monde van februari 1958 (bron : Echanges et Mouvement, juni 2014).