Forum voor de Internationalistische Communistische Linkerzijde
Wat gebeurt er in Noord-Afrika en het Midden-Oosten? De schokgolf die vanaf december 2010 Tunesië in zijn greep had, en die zich naar heel de regio schijnt uit te breiden, heeft zijn epicentrum nu (begin februari 2011) in Egypte. Wat hebben deze landen gemeen zodat een volksbeweging bij de één dezelfde protesten en oproer bij de ander teweegbrengt?
In de eerste plaats laten zij het volgende gemeenschappelijke kenmerk zien: of het nu gaat over monarchieën of republieken, het zijn allemaal corrupte, autoritaire of dictatoriale regimes, waaronder het nepotisme en het clanisme regeert. Desondanks zijn ze niet van de wereld afgesloten en ondergaan zij de dominante invloeden. De veralgemening van de kapitalistische productiewijze en zijn sociale verhoudingen begunstigt de ontbinding van archaïsche banden waaruit deze regimes tot op de dag van vandaag hun bestaansredenen hebben geput. We moeten verder rekening houden met de rol van de grootmachten in het voortbestaan van deze dictaturen en in de spanningen die hun politiek-economische leven bepalen.
De bevolkingen van deze landen maken culturele en sociologische veranderingen door. Dat zijn nieuwe factoren in de oorzaken die de volksmassa’s in beweging brengen en zich tegen de heersende sociale en politieke functioneringswijze verzetten. Deze veranderingen raken in de eerste plaats de jeugd, die een opleiding heeft gehad op een bijna vergelijkbaar niveau als in de westerse landen. Dit is een belangrijke factor van een openheid voor de wereld, voor haar werkelijkheid (vgl. de rol van het internet in de manifestaties), maar ook voor haar fantomen. Het merendeel van deze landen, met uitzondering van de olie-monarchieën, hebben in de economische competitie geen ander alternatief dan te proberen om een plek als “werkplaats” van de rijke landen te verwerven. Dat heeft het hen mogelijk gemaakt om een bepaald ontwikkelingsniveau te handhaven (4,5% groei voor Tunesië), terwijl Europa en de Verenigde Staten in de recessie doken. Maar dat is onvoldoende om de wenselijke integratie van duizenden gediplomeerde Tunesiërs en anderen in de arbeidsmarkt te verzekeren. Erger nog, de meesten hebben geen andere keuze dan te emigreren of straathandelaar te worden, en de politieagent ‘bakchich’ (1) te moeten betalen. Bovendien verscherpt het duurder worden van de basisvoedingsmiddelen, een van de gevolgen van de crisis, de woedende volksoproeren. De sociale veranderingen zijn ook nieuwe factoren van contradicties. De bevolkingen van deze landen worden steeds meer verstedelijkt, en de traditionele verhoudingen neigen ertoe zich te ontbinden ten gunste van een proletarisering die zich kenmerkt door de uitbreiding van levenloze voorsteden. De kern van de werkende klasse leeft er van kleine overlevings-jobs, handeltjes, klein handwerk, van werk in kleine ondernemingen, in ateliers van buitenlandse investeerders, en van tijdelijk werk in de toerisme-sector. Deze condities zijn door de economische en sociale structuur van deze landen gegeven.
Ondanks opposities van het islamistisch type, die ervan dromen om de monarchische republieken door theocratische dictaturen te vervangen, heeft een groot deel van de bevolking en van de jeugd andere aspiraties, zoals zij in de bewegingen en oproeren in de afgelopen maanden hebben gemanifesteerd. Uiteraard bepaalt het sociale karakter van het protest de aspiraties die zich in de massabeweging uitdrukken. Het proletariaat van de zogenaamd opkomende landen kan slechts tot eisen komen die in directe tegenstelling staan met hun perceptie van het onrecht dat hen is aangedaan. Het wil: minder corruptie, gelijke rechtspraak, minder cliëntelisme, werk, kortom: de instelling van moderne waarden die de vrijheid van het individu garanderen in de context van een markteconomie.
De gelijktijdigheid van de protest-bewegingen kan eveneens verklaard worden door de slijtage van dictaturen die voor het merendeel al 30 jaar oud zijn. In dit elementaire proces van oproer en revolte moeten geen revolutionaire, anti-kapitalistische voedingsbodems worden gezocht, processen waarop de arbeidersklasse van deze landen zich zou baseren om zijn anti-kapitalistische eisen naar voren te brengen. Bovendien kan men deze landen niet met de Europese vergelijken. Niet vanuit het standpunt van het proletariaat, vanuit hun plaats in de wereldeconomie, noch vanuit het gezichtspunt van hun belang in de context van de sociale en politieke verhoudingen van de grootmachten. We moeten erop wijzen dat het westerse proletariaat de gevolgen van de crisis ondergaat zonder overmatig te reageren op de langzame degradatie van de levensomstandigheden van een deel van de bevolking, noch op de bezuinigingsmaatregelen die in Europa beginnen te worden doorgevoerd. De explosies van woede in Griekenland of de acht weken tegen de pensioenhervormingen in Frankrijk zijn niet op heldere perspectieven vanuit het standpunt van de klassenstrijd uitgelopen, onverlet dat zich een bepaalde kritiek op de vakbonden heeft gemanifesteerd in het houden van Algemene interprofessionele Vergaderingen.
De middelen die in de protestbewegingen in Tunesië en Egypte zijn ingezet, de massale en vreedzame demonstratie, enkele woede-uitbarstingen tegenover provocaties uitgezonderd, vervolgens de aanval op de politieke symbolen van de regimes en het in brand steken de kantoren van de partijen aan de macht, getuigen van vastberadenheid en van de afkeer van de staatsprofiteurs. Het oprichten van waakzaamheid-comités om bepaalde wijken tegen overvallen door plunderaars te beschermen (zowel in Egypte als in Tunesië) zijn de beschermingsmaatregelen van een volksbeweging, een vorm van sociale solidariteit, die een destructieve wanorde weigert. Deze comités zijn een antwoord op de onmiddellijke situatie geweest, niet vooraf bedachte maatregelen, tegen de vandalen van Ben Ali of Moubarak. De zijn erop uit geweest om wanorde te stichten, en daarmee de repressie-maatregelen van gecorrumpeerde dictators te verrechtvaardigen. In tegenstelling tot de illusies van ultra-linksen hebben deze comités niets te maken met embryo’s van arbeidersraden. In afwezigheid van klassenstrijd hebben zich geen andere uitdrukkingen van solidariteit en verheldering gevormd in verband met de manifestaties van jongeren en werklozen.
Vanwege de verhoudingen van de grootmachten met de landen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten (bijvoorbeeld hun economische, politieke en strategische akkoorden), raken Europa en de Verenigde Staten verontrust over de mogelijke omwentelingen in deze regio. Europa heeft grote belangen in de Maghreb, waar het energie vandaan haalt. Bovendien wil het de toestroom van immigranten uit de Maghreb en vooral uit zwart Afrika een halt toeroepen of ten minste controleren. De belangrijkste toegangswegen lopen via Marokko (het Nauw van Gibraltar) en via de Tunesische kust in de richting van Italië. Er zijn douane- en politie-akkoorden met deze landen van kracht die ze lijken te respecteren. Vandaar dat deze immigranten in opvangkampen in Marokko en Tunesië worden opeengestapeld en aan slechte behandeling worden onderworpen. Deze rechteloze zones zijn niet het onderwerp van enige belangstelling van welke kant dan ook.
De VS hebben van hun kant hun geopolitieke invloed over de hele Maghreb uitgebreid, zoals voorheen over het Midden-Oosten, terwijl Frankrijk zijn economische belangen in zijn voormalige koloniën behield. Maar de Tunesische besmetting die Egypte bevalt, bedreigt de werkelijk strategische regio voor de Amerikaanse machtsontplooiing in rep en roer te brengen: het Midden-Oosten (Suez-kanaal, de relatie met Israël). Obama toont zich omzichtiger met Mubarak dan hij met Ben Ali is geweest. Hij aarzelt om de zogenaamd “democratische” oplossing door te zetten, terwijl hij zich ten gunste van vreedzame demonstraties en de vrijheid van internet uitspreekt.
Wie zal er profijt trekken van deze volksbewegingen? Behalve degenen die de val van al deze dictaturen nastreven, dat wil zeggen hun eigen slachtoffers. Het is opmerkelijk dat de bewegingen in Tunesië en Egypte zich zonder leiders of politiek partijen aan het hoofd hebben ontwikkeld. Ze hebben zelfs geweigerd om wie dan ook zich tot woordvoerder of vertegenwoordiger te laten maken. Dit aspect moet worden verdiept om de werkelijkheid nauwkeuriger te kunnen beoordelen, en de aard van deze gebeurtenissen te begrijpen, die aan geen enkel vooraf opgesteld schema lijken te beantwoorden. De aspiraties van deze bevolkingen in oproer zijn met zekerheid niet anti-kapitalistisch, en het is onwaarschijnlijk dat de toekomst ze zal bevredigen. Het enige perspectief zou zijn dat de klassenstrijd in de ontwikkelde landen zich verbindt met de klassenstrijd in de opkomende landen (of omgekeerd), wanneer de globale crisis van het kapitalisme al zijn vernietigende gevolgen over de hele planeet zal doen voelen.
Forum voor de Internationalistische Communistische Linkerzijde (revue Controversen), 04 Februari 2011
(1) bakchich = steekpenningen