Afdrukversie

Het is middernacht in de Communistische Linkerzijde

 

“Maar de hele manier van opvatting van Marx is niet een doctrine, maar een methode. Ze geeft geen afgeronde dogma’s maar aanknopingspunten voor verder onderzoek en de methode voor dat onderzoek.” (Engels aan Sombart, Brief van 11 maart 1895, Marx-Engels, Werke (MEW), Bd. 39, p.428).

 

De lering die Marx en Engels trokken

 

Bij twee gelegenheden hebben Marx et Engels de internationale organisaties die ze geduldig hadden opgebouwd en waaraan ze zoveel hadden bijgedragen ten onder laten gaan: de Bond van Communisten (“[...] heeft de Bond zichzelf op mijn voorstel opgeheven en het voortbestaan van de Bond ook op het vaste land als niet meer van deze tijd verklaard [1]) en de Eerste Internationale (“is de oude Internationale toch al geheel afgesloten en beëindigd. En dat is goed zo.” [2]).

Verre van onverantwoordelijk te zijn en ook ingaand tegen hun diepe aanhankelijkheid van de politieke organisaties, komt deze houding van Marx en Engels voort uit hun historische visie van de arbeidersbeweging en zijn georganiseerde politieke uitingen: de geschiedenis heeft stelselmatig aangetoond dat de georganiseerde politieke uitingen in wezen geheel natuurlijk voortkomen uit de ontwikkeling van een sociale gisting en dat ze uiteenvallen in perioden van teruggang. Zo is de Eerste Internationale “geen dochter van een sekte of een theorie. Zij is het spontane produkt van de proletarische beweging“, zo merkte Marx op, en “De Bond, net als de société des saissons te Parijs, en net als honderden andere gezelschappen, was niet meer dan een episode in de geschiedenis van de partij, die overal natuurlijk opgroeit vanuit de bodem van de moderne maatschappij.“ [3].

Maar de deelname van Marx en Engels aan de opbouw van de politieke organisaties van het proletariaat was niet slechts afhankelijk van de krachtsverhoudingen tussen de klassen. Ze onderwierpen deze betrokkenheid ook aan de voorwaarde van een voortdurend theoretisch werk van verheldering over het doel en de middelen van de arbeidersbeweging. Daarom verklaarde Marx in het Adres van de Eerste Internationale verder dat “Het aantal weegt in de balans als die verenigd is door wederzijds begrip en geleid wordt door kennis”, want eenheid en solidariteit zijn niets als ze niet berusten op een vaste theoretische basis die samenhang geeft aan revolutionaire actie (“kennis”). Inderdaad, als Marx en Engels zeker wisten dat zijn voeten ophoog verplaatsen als de trap naar beneden gaat de beste manier is om zijn rug te breken, dan schatten ze net zo goed in dat activiteiten zon verzekerde politieke basis tot hetzelfde resultaat leidde. Zelfs tijdens een periode van toename van strijd, een ware herleving en samengaan van arbeidersorganisaties sloeg Marx de uitnodiging af die hij ontving van de Eerste Internationale om deel te nemen aan het eerste congres te Genève... omdat hij het belangrijker vond het schrijven van Het Kapitaal te voltooien om de actie van de arbeidersbeweging te stoelen op samenhangende en wetenschappelijke grondslagen. Er zijn vier wezenlijke redenen lagen aan de bron van hun opvattingen en politieke keuzen:

1) Omdat het verschijnen en verdwijnen van revolutionaire organisaties direct afhankelijk is van de ontwikkeling van de krachtsverhouding tussen de klassen, en de toespitsing van de objectieve en subjectieve voorwaarden op basis van mobilisaties van arbeiders in betrekkelijk korte tijd plaatsvinden, vatten Marx en Engels het bestaan van die organisaties als tijdelijk op, wezenlijk verbonden aan de op- en neergang van de strijd. Dat verklaart de kortheid van hun bestaan in het verleden: tijdens de laatste twee voorbije eeuwen kunnen we vijftig jaren tellen met aanwezige organisaties van belang: vijf jaar voor de Bond van Communisten (1847-1852), een twaalftal jaren voor de Eerste Internationale (1864-1876), vijfentwintig voor de Tweede (1889-1914) en negen voor de Derde (1919-1928).

2) Marx en Engels voorzagen eveneens dat de ontwikkeling van de innerlijke tegenspraken van het kapitalisme nieuwe organisaties zouden voortbrengen: “[…] de gebeurtenissen en de onvermijdelijke ontwikkeling en verwikkeling van de dingen zullen vanzelf voor de heropstanding van de Internationale in verbeterde vorm zorgen.” [4], zelfs als dit verschijnen niet mechanisch is, want voorbereid door het werk van een hele reeks van kleine minderheden tussen de golven van strijd. Inderdaad, de geschiedenis leert on ook dat het minderheden zijn die de hele politieke en organisatorische lering hebben kunnen trekken uit de voorafgaande strijdgolf, die de juiste theoretische en politieke verdieping konden uitvoeren, en die de juiste vooruitzichten voor de toekomst konden vaststellen, die zich geheel natuurlijk de boventoon voeren in de volgende partijen waaruit de nieuwe internationale zal worden samengesteld.

3) Marx en Engels legden eveneens uit dat in een periode van teruggang, afgesneden van de zuurstof van de arbeidersstrijd, het in leven houden van een revolutionaire organisatie meer kwaad dan goed doet aan de arbeidersbeweging. Dat wordt ontwikkeld door Engels in een brief van 12 september 1874 : “Als de verhoudingen het een vereniging niet langer mogelijk maakt doelmatig actief te zijn, als het er alleen nog maar om gaat momenteel de banden te onderhouden die een groep bijeenhoudt, zodat die bij gelegenheid weer gebruikt kunnen worden, dan zijn er altijd lieden die zich daaraan niet kunnen aanpassen, die veel kouwe drukte maken en eisen, dat men “iets moet doen“, wat dan enkel uit zotternijen kan bestaan” [5]. In werkelijkheid waren Marx en Engels er zich heel wel van bewust dat een organisatie die probeert op dezelfde wijze probeert te overleven in een periode van neergang, in plaats van “banden te onderhouden die een groep bijeenhoudt, zodat die bij gelegenheid weer gebruikt kunnen worden” richting erger dan “zotternijen” gaat: “Na iedere mislukte revolutie of contrarevolutie ontwikkelt zich onder de naar het buitenland ontkomen vluchtelingen een koortsachtige activiteit. De verschillende schakeringen van de partij groeperen zich, beschuldigen elkaar er wederzijds van de kar in de modder te hebben laten vastlopen, verraad te hebben gepleegd of alle mogelijke overige doodzonden. [...] men […] organiseert, zweert samen, drukt vlugschriften en kranten, zweert er op dat het binnen de vierentwintig uur er weer op los gaat, dat de overwinning vaststaat [...] Natuurlijk volgt teleurstelling op teleurstelling.” [6].

4) Marx en Engels leiden daaruit de belangrijkste taken af die vervult dienden te worden in een dergelijke context nadelig voor klassenstrijd, te weten: opgewassen zijn tegen de historische omstandigheden, de periode begrijpen waar men zich ontwikkelt en de dynamiek daarvan, het verbinden van de tegenslagen van de beweging aan dat begrip, niet te klagen en zich over te geven aan steriel gekibbel, wederzijdse beschuldigingen, maar zich toe te leggen op wat belangrijk is te doen met de overblijvende krachten: “en omdat men toeschrijft aan toevallige fouten die aan enkelingen worden toegeschreven in plaats aan onvermijdelijke historische verhoudingen die men niet begrijpen wil, zo komt het tot steeds meer wederzijdse veroordelingen, en eindigt het in een algemeen gekrakeel. […] en wie onder de vluchtelingen verstand en inzicht heeft, trekt zich uit dat onvruchtbare gekijf terug, zodra dat fatsoenlijk kan, en legt zich toe op iets beters [7].

Dat waren de redenen waarom Marx en Engels geen enkele spijt hadden van het opheffen van de Bond van Communisten en de Eerste Internationale liever dan zich uit te putten in het laten voortleven ervan of de verwarring zich te laten verbreiden. Het was juist ook omdat ze over een historisch en verantwoordelijk begrip beschikten van de arbeidersbeweging dat ze liever zó handelden dan deze organisaties onrecht te doen en hun eer te laten verliezen in “zotternijen”, “gekibbel” en “wederzijdse veroordelingen”. Het was ook deze visie waardoor Marx en Engels ontkwamen aan de ziekte van het partij-patriotisme en die hen in staat stelde zich terug te trekken uit nutteloze polemieken en zich toe te leggen op de werkelijke behoeften van het moment.
Deze zelfde analyse en oriëntaties liggen aan de grondslag van de oprichting van ons Forum, van het tijdschrift Controverses, net als van onze activiteiten:

 a) De kop niet in het zand te steken voor de werkelijke krachtsverhouding tussen de klassen en goed de historische omstandigheden analyseren om daarvan de omvang en gevolgen te begrijpen (zie ons artikel over de ontwikkeling van de krachtsverhouding tussen de klassen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog: http://www.leftcommunism.org/spip.php?article155).

 b) Het niet toedichten van de tegenslagen van de arbeidersbeweging aan toevallige fouten maar ze te verbinden aan dit begrip van de historische omstandigheden.

 c) Niet te klagen en zich over te geven aan wederzijdse veroordelingen maar zich te wijden aan taken die horen bij de behoeften van het moment.

 d) Zich weten los te maken van formele organisaties die zich niet hebben kunnen aanpassen aan de behoeften van de ontwikkeling van de krachtsverhouding tussen de klassen door “terug te trekken in steriel gekibbel” en zich toe te leggen op “iets beters”.

 e) Zich niet te haasten met de oprichting van een nieuwe organisatie of een nieuwe partij, maar “de banden te onderhouden die een groep bijeenhoudt, zodat die bij gelegenheid weer gebruikt kunnen worden”, dat wil zeggen een organisatievorm aan te nemen die overeenkomst met de karaktertrekken en de werkelijke behoeften van de periode.

 f) De activiteiten en prioriteiten aan te passen aan het niveau van mobilisatie in de arbeidersklasse: “er [zijn] altijd lieden die zich niet kunnen aanpassen [aan teruggang van strijd] en die veel koude drukte maken en eisen, dat men “iets moet doen“, wat dan enkel uit zotternijen kan bestaan” (ibidem).
 g) Tenslotte, zich prioritair richten op debatten en theoretische verdieping om de politieke voorwaarden van de volgende vloed van klassenstrijd zo goed mogelijk voor te bereiden, dat wil zeggen de programmatische basis leggen van de politieke organisaties die “die overal natuurlijk opgroeit vanuit de bodem van de moderne maatschappij.” (Marx).

 

De ervaring van de Italiaanse fractie

 

Heel de geschiedenis van de arbeidersbeweging illustreert deze visie die Marx en Engels er uit afleidden. Dat is vooral het geval voor de Communistische Linkerzijde, die opkwam in het interbellum in reaktie op de aftakeling van de Derde Internationale, en in het bijzonder die van de Italiaanse fractie: na de afmatting van de revolutionaire bewegingen tussen 1917 en 1923 en de ontaarding van de partijen die daarvan de politieke uitdrukking waren, pasten de mensen die de neergang van de Communistische Partij van Italië bekritiseerden hun oriëntaties en organisatorische vormen aan de nieuwe behoeften van dat moment aan door zich als fractie te organiseren om de de toekomstige kaders van de partij voor te bereiden voor een komende opkomst van strijd. Toch begrepen ze zichzelf niet als de enige “brug” tussen de oude en de nieuwe organisatie omdat ze “zich niet voorstond op haar politieke achtergrond om instemming te vragen met de oplossingen die zij voor de huidige situatie aanbeveelt. In tegendeel, zij spoort de revolutionairen aan de standpunten die zij momenteel verdedigt te controleren aan de hand van de gebeurtenissen net als de politieke standpunten ingenomen in haar basisdocumenten” [8]. De Italiaanse Linkerzijde was overigens niet eensgezind omdat ze van meet af aan was samengesteld uit twee takken: Réveil Communiste rond Pappalardi en Bilan rond Vercesi. De eersten begonnen een synthese met de bijdragen van de Hollands-Duitse Linkerzijde, terwijl de tweede ermee aanvingen samen te werken met de Internationale Linkse Oppositie van Trotski en hun tijdschrift openstelde als discussieorgaan voor alle oppositionele groepen [9]. Anders gezegd, de grote kracht van de onderdelen van de Italiaanse Linkerzijde tijdens het interbellum lag in het erkennen van de pluraliteit van de verschillende Linkerzijdes, hun achtereenvolgende politieke bijdragen, en zichzelf niet te beschouwen als de enigste houdster der waarheid. Bovendien, Bilan vatte de hergeboorte van een nieuwe partij tijdens een volgende opgang van strijd op als een product van een groot internationaal debat en niet alleen als resultaat van de eigen ontwikkeling. Tenslotte laat de eigen geschiedenis van Bilan ook zien dat deze organisatie niet ontsnapte aan onenigheid die onvermijdelijk opkomt in perioden van teruggang van klassenstrijd: met name tijdens de Spaanse burgeroorlog en aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Zij ontsnapt ook niet aan interne onenigheid aan het eind van haar bestaan in 1945: organisatorische crises, “steriel gekibbel”, ernstige “wederzijdse beschuldigingen”, allemaal dingen die ná de oorlog nog doorgingen.

Doordat de organische continuïteit was verbroken en er na 1945 een overduidelijke versplintering plaatsvond had het geen zin meer zichzelf te zien als “Fractie” om een “brug” te slaan tussen de oude, teloorgegane communistische partij en de komende nieuwe. Deze laatste komt noodgedwongen voort uit verdiepingen en discussies die gehouden worden in het geheel van de groepen die zich beroepen op een politieke band met de Communistische Linkerzijde, en niet slechts onder degenen die zich beroepen op een organische band met de oude partijen van tussen de twee wereldoorlogen. De geschiedenis heeft inderdaad laten zien dat het de elementen en kernen (nieuw en oud) zijn die lering trekken en de ervaring van het verleden correct kristalliseren en die de correcte vooruitzichten opstellen voor de komende periode die zich geheel natuurlijk aan de basis van de toekomstige partij bevinden zodra de objectieve en subjectieve voorwaarden wordt voldaan. Het is dus dit beeld dat Marx en Engels ontwikkelden en dat door de geschiedenis is bevestigd dat ons moet leiden om de ontwikkeling van de groepen van de Communistische Linkerzijde tijdens de laatste veertig jaar te begrijpen.

 

De Communistische Linkerzijde sinds 1968

 

Met de nieuwe opkomst van strijd van de arbeidersklasse aan het eind van de jaren 1960 werden talrijke organisaties geboren of kregen nieuw leven ingeblazen die zich beriepen op de politieke erfenis van de stroming van het Linkscommunisme. Ze hadden de verdienste zekere analyses van deze stroming weer tot leven te brengen en verder uit te diepen, te beginnen krachten te verzamelen, nieuwe generaties van militanten te formeren en een tussenkomst te ontwikkelen binnen het proletariaat (zelfs als die bescheiden was).

De geleidelijk teruglopen van het aantal en de afname van het belang van strijd in het geheel van de arbeidersklasse vanaf het midden van de jaren 1970, en hun algehele teruggang vanaf het begin van de jaren 1980 zijn evenwel de oorzaak van een toenemende kloof binnen deze stroming: een kloof tussen de objectieve werkelijkheid gemarkeerd door de neergang en een subjectief betoog waarin dat ontkend wordt, waarin zelfs wordt beweerd dat het perspectief van de revolutie zich meer dan ooit ontwikkeld! In plaats van dit teruglopen en deze veralgemeende neergang van de strijd te begrijpen door hun oriëntaties en manieren van organiseren daaraan aan te passen zoals Marx en Engels dat ons geleerd hebben, zullen de belangrijkste groepen van de Communistische Linkerzijde volharden in hun verkeerde oriëntaties:

a) Zo werden de grote crisis en wankelende fundamenten van het kapitalisme verwacht voor 1975 volgens de voorspellingen van Bordiga: “Ik verwacht zelf, op basis van mijn altijd halsstarrig en sektarisch standpunt, tussen nu en 1975 het ter wereld komen van onze revolutie, boven-nationaal, van één partij en één klasse [...] [10]. Sindsdien veroorzaakt de kloof tussen de verwachtingen en wat werkelijkheid werd vele vragen en onenigheid binnen de Internationale Communistische Partij, onenigheden die uiteindelijk leiden tot de ineenstorting van deze organisatie in 1982-1983.

b) De sociale mobilisaties tijdens de jaren 1980 werden door de IKS (Internationale Kommunistische Stroming) zozeer opgevat als beslissend voor de toekomst van de mensheid dat zelfs het historisch alternatief tussen oorlog en revolutie zich zou stellen: “In het komende decennium wordt dus over het historisch alternatief beslist. Ofwel zet het proletariaat zijn aanval voort en blijft het de moorddadige kracht van het kapitalisme tot wanhoop van de laatste verlammen en verzamelt het zijn eigen kracht voor de revolutie. Ofwel de arbeidersklasse laat zijn lijmen, afmatten en demoraliseren door de praatjes en de repressie van de bourgeoisie. In dat laatste geval is de weg open naar een nieuwe slachting die de menselijke samenleving dreigt uit te roeien.” [“De jaren tachtig, jaren der waarheid”, Frans-, Engels en Spaanstalig in Internationale Revue (van de IKS), nr. 20, 1980, p. 3-4, Nederlandstalig in Wereldrevolutie, nr. 7, lente 1980, p. 3-5.]. Inderdaad, deze stroming bevestigt dat aan alle voorwaarden voor een Derde Wereldoorlog was voldaan en alleen de strijdbaarheid van het proletariaat de bourgeoisie er van weerhield zich daar in te storten [[…] alleen de strijd en de mobilisatie van de arbeidersklasse sinds de arbeidersklasse in open crisis is geraakt, aan het eind van de jaren 1960, heeft voorkomen dat dit systeem zijn eigen antwoord op zijn economische ineenstorting gaf: de veralgemeende imperialistische oorlog” (Internationale Revue van de IKS, Frans- Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 58, derde trimester 1989).]! Het spreekt voor zich dat zich binnen deze organisatie een kloof is ontstaan tussen de betogen en een praktijk die zich steeds verder verwijderde van een heel wat prozaïeser werkelijkheid. Het resultaat bestond uit een cascade van crises en mensen die uit de organisatie vertrokken, volgens de eigen woorden van de IKS steeds ernstiger.

Deze kloof tussen werkelijkheid en politiek betoog daarover werd steeds schrijnender toen de belangrijkste sociale conflicten tijdens de jaren 1980 [11] dramatisch geïsoleerd bleven als gevolg van de algemene neergang in het geheel van de arbeidersklasse, een neergang die gematerialiseerd werd in de duizelingwekkende daling van het aantal sociale conflicten en het belang ervan, en dat in sommige landen al vanaf het midden van de jaren 1970, en voor alle andere van het begin van de jaren 1980 [12]. Zo is het aantal en het belang van sociale mobilisaties in het geheel van de klasse sinds een kwart eeuw drie tot veer keer minder dans tijdens de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog en bijna tien keer minder dans tijdens de eerste helft van de jaren 1970.

Ondanks de objectieve vermindering van sociale mobilisaties en hun groeiend isolement, beweerde de IKS dat zij zodanig toenamen dat de bourgeoisie ertoe gedreven werd volslagen voortijdige confrontaties met miljoenen arbeiders in alle landen te organiseren en dat om de rijping van een werkelijk frontale strijd te voorkomen net als de opkomst van veralgemeende strijd! De kloof tussen werkelijkheid en het betoog daarover werd manifest [13].

De vaststelling van een teruggang van de strijd zal feitelijk pas erkend worden na de ideologische campagnes die gepaard gingen met de val van de Berlijnse muur in 1989. Maar de werkelijkheid daarvan zal enkel met tegenzin worden toegegeven omdat de IKS haastte om die vier jaar later te begraven daarbij steunend op het uitbreken van sociale conflicten in Italië [14]. De kloof tussen objectieve werkelijkheid en haar subjectieve politieke begrip daarvan werd gapend.

Juist op het moment dat het belangrijkste onderdeel van de Communistische Linkerzijde beweerde dat “de jaren 1980 zijn vooral de jaren van de ontwikkeling van de klassenstrijd geweest” [15] en toen deze organisatie het had over een preventieve strategie in meerdere landen, een strategie die “miljoenen” arbeiders omvatte en gericht was tegen de rijping van een werkelijke frontale strijd zoals in Duitsland 1918, bereikten de sociale mobilisaties in de centrale landen een niveau drie tot vier keer lager dan tijdens de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog en tien keer lager dan tussen 1970 en 1975 ... wat het de heersende klasse mogelijk maakte zonder veel problemen een neoliberale draai te maken, vooral door haar politiek van het terugdringen van het loonaandeel om de winstgevendheid van de bedrijven te herstellen, die zijn laagste punt had bereikt na de recessie van 1981 (zie de twee grafieken daarover in ons artikel over de krachtsverhouding tussen de klasse: http://www.leftcommunism.org/spip.p...)! De kloof was surrealistisch geworden.

Deze groeiende kloof tussen de objectieve werkelijkheid en de betogen die daarover worden gehouden vormt de grondslag voor het autisme van de meeste politieke groepen binnen de Communistische Linkerzijde: in zichzelf gekeerd en in belegen zekerheden, de ontwikkeling van een geest van “belegerd fort”, de weigering om een kritische balans op te maken van de voorbije oriëntaties, versterking van de theoretische fossilisatie begonnen vanaf het begin van de jaren 1980.

In dergelijke omstandigheden is het ontstaan van twijfels en innerlijke meningsverschillen onvermijdelijk. Maar in plaats van de conclusies van Marx en Engels toe te passen, te weten “de onvermijdelijke omstandigheden te begrijpen” die dergelijke meningsverschillen voortbrengen, die ook te aanvaarden en zich “toe te leggen op iets beters” in overeenstemming met nieuwe behoeften, bestond de reactie er uit deze aan “allerlei toevallige fouten” toe te schrijven, zich over te geven aan “steriel gekibbel“, “zotternijen” en “wederzijdse beschuldigingen” tussen deze groepen en al hun dissidenten [16]. Kortom, in plaats van met terugwerkende kracht de analyses van het verleden te bekritiseren, in plaats van een helderder begrip van de situatie te ontwikkelen en zijn structuren aan te passen aan de nieuwe taken van dat moment, vertaalden de twijfels en meningsverschillen zich in steeds ernstiger organisatorische crises.

Dat zijn de materiële wortels van de drie episoden van grote crisis binnen de Communistische Linkerzijde:

 a) de verdwijning van de belangrijkste politieke groep tot aan 1982-1983, te weten de ineenstorting van de PCI (Parti Communiste International - Programme Communiste), verstrooiing van haast al haar militanten en het microscopische karakter van haar wederopleving sinds een tiental jaren;

 b) de opeenvolging van crises en afsplitsingen waaronder de Internationale Kommunistische Stroming al een jaar of dertig gebukt gaat, crises en afsplitsingen die volgens het eigen zeggen van deze organisatie steeds ernstiger worden;

 c) de recente breuken binnen de onderdelen van het Internationaal Bureau voor de Revolutionaire Partij [17] in Italië [18] en in Canada [19], net als de “heldere politieke afbakening” ten opzichte van de Oostenrijkse GPR [20].

Zeker, het is middernacht in de eeuw van de Communistische Linkerzijde want deze stroming wordt nu al dertig jaar geplaagd door een diepe organisatorische en politieke crisis: numeriek is hij zwakker geworden sinds zijn glorietijd aan het eind van de jaren 1970 et bgin jaren 1980; sindsdien is er geen proces van krachtenbundeling meer geweest door confrontaties tussen verschillende groepen zoals tijdens de jaren 1970, maar geplaagd door herhaalde crises en uiteenvallen; de politieke aanwezigheid blijft heel beperkt en de invloed binnen de arbeidersklasse is teruggebracht nul; hij is niet in staat geweest een gemeenschappelijk debatplaats op te richten op de schaal van het geheel van de groepen waaruit hij bestaat; zijn theoretische productie is gefossiliseerd en pover en steeds herhalend geworden; innerlijk is hij hartgrondig verdeeld in een myriade van geïsoleerde enkelingen en microgroepjes die maar al te vaak wraak ten opzichte van elkaar koesteren en op gespannen voet met elkaar leven. Dit trieste beeld wordt geïllustreerd door een vaststelling die dramatisch wordt: het eerbetoon aan overleden kameraden van deze groepen begint zich jammer genoeg (maar onvermijdelijk) te vermenigvuldigen … terwijl ze nauwelijks is staat zijn geweest een erfenis en positieve lering over te dragen aan ook maar een klein groepje mensen die deel uitmaken van de voorhoede van de nieuwe generatie [21].

Zoals Marx en Engels duidelijk maakten, al deze “tegenslagen” kunnen niet worden verklaard uit “toevallige fouten”, maar moeten begrepen worden uit en door “onvermijdelijke historische omstandigheden” die “in overweging moeten worden genomen om ze te begrijpen”, te weten: de teruggang van de arbeidersstrijd in het geheel van de klasse.

 

Noodzaak van een kritische balans van veertig jaar Communistische Linkerzijde

 

Marx verklaarde dat het bewustzijn heel vaak achterloopt op de werkelijkheid; het is dus volkomen normaal, ja, zelf onvermijdelijk, dat er een zekere kloof bestaat tussen de werkelijkheid en het begrip daarvan. Maar het probleem ligt niet in het bestaan van die kloof op zichzelf, maar in het feit dat die nu al meer dan drie decennia binnen de belangrijkste groepen van de Communistische Linkerzijde in stand blijft, dat hij in de loop der tijd steeds groter is geworden en dat het bewustzijn over die toestand zich op een dood punt bevindt, zelfs botweg ontkend wordt.

Het probleem ligt ook in de weigering om een kritische terugblik zonder onderscheid te maken op de standpunten van het verleden en in het zoeken van een schuilplaats in belegen zekerheden. Inderdaad, het belangrijkste obstakel voor tamelijk wat groepen om zich verder te ontwikkelen bestaat hieruit: het niet wijken voor de neergang van de strijd verloopt bij hen door een weigering het bestaan daarvan te erkennen, door de kop in het zand te steken liever dan de tegenspraken tussen hun analyses en de werkelijkheid te lijf te gaan, en door steeds dezelfde analyses te herhalen, zelfs als die allang door de feiten zijn weerlegd. Die groeiende kloof tussen werkelijkheid en het begrip daarvan wordt nog verdiept door doofheid ten opzichte van de buitenwereld, een doofheid die vertaald wordt in een geest van een “belegerd fort”, door het idee al “de partij” te zijn of “het skelet van de toekomstige partij”; zichzelf te beschouwen als zo goed als alleenstaand in de wereld, alleen tegen ieder, tegen hen die de dichtsbijstaande partners zouden moeten zijn daarbij inbegrepen.

Dat staat in de arbeidersbeweging bekend als sektarisme. Het bestaat er vooral uit zichzelf op te werpen als rechter over anderen en die louter af te meten aan de eigen maatstaven, dat wil zeggen “de overgrote meerderheid van de proletarisch politieke organisaties” te beschouwen als “opportunisten”, die “niet in staat zijn te beantwoorden aan de eisen van de geschiedenis” en die “zichzelf diskwalificeren” [22]. Met dergelijke uitgangspunten kan het geen verbazing meer wekken dat de conclusie volgt zèlf “al het skelet van de toekomstige partij te vormen”. Waarom dan nog de eigen standpunten met de werkelijkheid te confronteren, zijn tegensprekers te respecteren of te antwoorden op hun argumenten als die geacht worden “zichzelf te diskwalificeren”, terwijl hun mening een uiting zou zijn van “opportunisme“! Een dergelijke opvatting van zichzelf en over anderen voedt monolythische opvattingen en streelt het gevoel van politieke onfeilbaarheid; het voorkomt dat er geluisterd wordt naar kritieken of dat de werkelijkheid nog in het gezicht wordt gezien. Het zich in zichzelf keren en het sektarisme bereiken zo grote hoogten... maar het is de trieste hoogte voor de afgrond in de diepte van het politiek isolement ten opzichte van de klasse en zijn politieke voorhoedes. In dat opzicht is het heel instructief de websites van de ICP en de IKS te bezoeken: de afwezigheid van een rubriek “Bladwijzers” (naar sites van andere groepen of organisaties) spreekt boekdelen voor de grootheidswaanzin in opvatting en in houding tegenover de rest van het revolutionaire milieu door deze twee organisaties en de meningsverschillen die ze in dit opzicht proclameren.

Marx verklaarde dat we mensen niet kunnen beoordelen op wat ze van zichzelf vinden maar alleen op wat ze doen: “Zomin als men een individu beoordeelt op wat het van zichzelf vindt, zomin kan men een dergelijk tijdperk van omwenteling beoordelen vanuit zijn eigen bewustzijn; men moet veeleer dit bewustzijn verklaren uit de tegenspraken van het materiële leven” [23], vandaar dat een klein onderzoek van de materiële feiten en organisatorische daden zoals die blijken uit de eigen pers van deze groepen veel meer zeggen dans de betogen die ze over zichzelf ophangen:

 1) De Italiaanse Fractie analyseerde geheel juist dat “De geschiedenis van de fracties, dat is de geschiedenis van Lenin“. We kunnen deze uitspraak van Bordiga (overgenomen door Bilan) herformuleren door te zeggen dat “de geschiedenis van de huidige groepen van de Communistische Linkerzijde neerkomt op de afwezigheid van fracties”. Zelfs als de drie grootste organisaties waaruit ze bestaat (de IKS, de ICP en de ICT) zich elk bij hoog en bij laag op de erfenis van Lenin beroepen, vooral op organisatorisch vlak, geen enkele van deze groepen heeft de laatste veertig jaar officieel ooit het bestaan van een tendens of fractie erkent of geweten hoe daarmee om te gaan. Erger, alle belangrijke meningsverschillen die aan het daglicht kwamen zijn uitgebarsten in stteds erger crises... terwijl tijdens de twee keer kortere periode van hun bestaan (1903-1921), de Bolsjewiki een veelheid van tendenzen en fracties hebben beleefd (en die het politieke leven heel positief beïnvloed hebben omdat ze geheel vrij konden beschikken over de materiële middelen om hun standpunten te verdedigen, binnen de partij zowel als in het openbaar, het hebben van eigen organisatorische structuren daarbij inbegrepen).

 2) Evenzo, heeft geen van de drie huidige groepen in veertig jaar van bestaan, de minste brochure of anders uitgegeven waarin een standpunt anders dan de officieel aangehangen werd verdedigd, terwijl de Bolsjewiki in de helft van die tijd er hele series uitgaven [24].

 3) In werkelijkheid waren er veel meer uitingen van debat en innerlijke meningsverschillen bij de “directe voorouders” waarop de ICP, de ICT en de IKS zich beroepen [25] dan binnen die drie organisaties... en dat ondanks dat deze “voorouders” een vijf keer korter bestaan hebben gekend! Bovendien kregen de debatten binnen deze groepen niet de stelselmatige dramatische draai die ze de laatste drie decennia kregen. Ook dat kan iedereen zelf controleren omdat de integrale uitgaven van deze oude publicaties op het web beschikbaar begint te komen.

 4) Het publiceren van interne debatten en meningsverschillen bij de drie belangrijkste organisaties van de huidige Communistische Linkerzijde is ofwel geheel afwezig, ofwel te tellen op de vingers van iemand die een hand mist. De weinige zeldzame voorbeelden komen uit de eerste jaren van hun bestaan of op het moment van breuk met dissidenten. Zo heeft de ICP in veertig jaar van bestaan (1943-1983) geen andere echo’s uitgegeven van interne discussies dan na de afsplitsing van militanten met meningsverschillen. Voor de IKS geldt precies hetzelfde: sinds een dertigtal jaren zijn alle teksten met meningsverschillen op het moment van, of net ná het vertrek van zijn dissidenten. Dat contrasteert volkomen met de traditie van de arbeidersbeweging waar tientallen debatten zijn gepubliceerd, en nog veel meer afwijkende opvattingen, en dat terwijl die organisaties een veel kortere levensloop hadden!

 5) Traditioneel is het er trouwens altijd op gehouden dat het verschijnen van meningsverschillen geheel normaal is in het verloop van een debat. De Bolsjewiki lieten dat in de praktijk zien. De belangrijkste groepen van de Communistische Linkerzijde sinds 1968 hebben dat niet laten zien: terwijl vele tendensen niet anders dan geheel natuurlijk konden verschijnen tijdens de laatste veertig jaar, is er geen enkele officieel erkend door geen enkele van de groepen uit deze stroming... et dat terwijl in twee keer minder tijd de partij van de Bolsjewieken er tientallen erkende!

 6) In de achttien jaar van haar bestaan konden de Bolsjewiki een echt aantrekkelijke pool vormen voor het bijeenbrengen van de beste van de nieuwe krachten en generaties van revolutionairen (van de groep rond Trotski bijvoorbeeld of elementen die uit het anarchisme waren) terwijl de drie belangrijkste groepen van de Communistische Linkerzijde in aantallen leden momenteel nog minder talrijk zijn dan tijdens hun “gloriedagen” (het einde van de jaren 1970 en het begin van de jaren 1980), of zelfs tijdens hun oprichting!

 7) Tijdens de eerste jaren van de Russische Revolutie had de Pravda op de voorpagina altijd een kolom in het bijzonder gewijd aan het uiten van afwijkende opinies. Waar vinden we een dergelijk praktijk bij de belangrijkste groepen van de Communistische Linkerzijde? Zelfs tijdens cruciale momenten, zoals tijdens de opstand en het Verdrag van Best-Litovsk (1918), en zelfs tegenover ernstige beschuldigingen zoals die van verraad aan de belangen van de revolutie (de Arbeidersoppositie) publiceerden de Bolsjewiki die kritieken en ze discussieerden er over: ze stelden altijd alle mogelijke middelen ter beschikking aan hun militanten met meningsverschillen om hun opvattingen vrij te uiten, daarbij inbegrepen een eigen pers en eigen organisatorische structuren. Anders gezegd, de Bolsjewieken voerden de enige mogelijke politiek: een werkelijk vrij discussie met meningsverschillen om debatten van bovenaf op te lossen, dat wil zeggen door het politiek begrip ervan te verdiepen.

Tussen de subjectieve eis van het Bolsjewisme en de objectieve praktijk van deze drie organisaties is het contrast dus totaal. Bijgevolg beroepen ze zich in deze ook valselijk op Lenin.

Tegen deze belans kan geen beroep worden aangetekend omdat hij gebaseerd is op materiële en objectieve feiten die een ieder gemakkelijk kan controleren. Het is niet nodig al de details en de en politieke geheimen van hun tegenslagen en vele splitsingen te kennen, een eenvoudige kennisname van hun achtereenvolgende uitgaven is ruimschoots voldoende Al deze feiten laten zien dat de visies en organisatorische praktijken van deze drie grootste groepen van de Communistische Linkerzijde gemarkeerd zijn door de erfenis van de contra-revolutie. Ze spreken alle heftige loocheningen door sommigen formeel tegen [26].

Met dergelijke politieke visies en dergelijke organisatorische praktijken hoeft het geen verbazing te wekken dat de meningsverschillen die opkwamen binnen deze drie organisaties haast stelselmatig uitdraaiden op opzeggingen, crises en organisatorische conflicten, net als het tot zwijgen brengen van dissidenten die vergeefs probeerden de vinger te leggen op tegenspraken en die te begrijpen. Dat is helaas het beeld dat de Communistische Linkerzijde meer dan drie decennia van zichzelf heeft gegeven [27].

Het is dit begrip – met veel vertraging, maar absoluut noodzakelijk – die aan de grondslag ligt van ons bestaan en ons politiek project: gewaar te doen worden van deze crisis binnen de Communistische Linkerzijde et ertoe bijdragen om deze te boven te komen. Dat zijn de bestaansredenen van ons Forum et de prioriteiten die we gesteld hebben. Zoals we stelden in het redactioneel van de eerste aflevering: de twee huidige taken bestaan uit enerzijds weer aanknopen bij de ontwikkeling “van het marxisme in alle kennisgebieden” (Bilan [28]) en, anderzijds, het debat te ontwikkelen onder revolutionairen met “vanuit de bekommernis een gezonde politieke polemiek te voeren” (Bilan).

 

Deze balans eist spoed

 

De balans die van veertig jaar van de Communistische Linkerzijde kan worden opgemaakt is des te belangrijker omdat het kapitalisme in het nauw gedreven is in een crisis waarvoor momenteel geen enkele oplossing in zicht komt terwijl het proletariaat zich met de rug tegen de muur staat. Tot nu toe verlamd door de gevolgen van de langzame ontwikkeling van de crisis en het gewicht van de werkloosheid, kan deze sociale verdoving zich verder ontwikkelen: massale ontslagen en steeds meer absolute pauperisering van hen die nog werk hebben raakt grenzen waardoor de arbeidersklasse ertoe gedreven wordt te reageren. Er opent zich opnieuw een horizon waar een proletariaat dat nog geen historische nederlaag heeft geleden (oorlog of contrarevolutie) geconfronteerd zal worden met een brutale aftakeling van zijn levensomstandigheden en terecht komt in omstandigheden waarin de heersende klasse geen geloofwaardige oplossing meer te bieden heeft. Een dergelijke samen is in aanleg vol van vooruitzichten.

Dergelijke omstandigheden zijn op zijn beurt bemoedigend en verontrustend voor de Communistische Linkerzijde. Bemoedigen omdat deze omstandigheden van heropleving van klassenstrijd de mogelijkheid openen om de eigen tekortkomingen te boven te komen. Verontrustend omdat de klassenstrijd niet vanzelf de zwakheden van de revolutionairen oplossen: de vernieuwing van de klassenstrijd kan ze net zo goed verscherpen als de revolutionairen niet in staat blijken lering te trekken uit hun eigen fouten, hun opeengehoopte theoretische zwaktes en hun organisatorische verdeeldheid.

In werkelijkheid bevindt het mogelijke vooruitzicht van confrontaties tussen de klassen zich vóór ons en niet achter ons; evenzo bestaan de voorwaarden voor de oprichting van de toekomstige partij zich vóór ons en niet achter ons. De nieuwe opkomst van strijd tussen 1968 en 1974-1975 vormde een baken voor het opnieuw verschijnen van de historische stroming van de Communistische Linkerzijde net als voor een eerste proces van verheldering, krachtenbundeling en “selectie”. De veralgemeende teruggang van sociale mobilisaties in het geheel van de arbeidersklasse vanaf het begin van de jaren 1980 plaatste dit proces tussen haakjes. Aan de objectieve voorwaarden voor de oprichting van de toekomstige partij is nog niet voldaan, terwijl de subjectieve voorwaarden vanaf nu worden voorbereid onder de groepen die zich zouden kunnen opwerken tot op de theoretische en praktische vereisten die de geschiedenis stelt.

 

Vertaald uit het Frans door Vico, 24 januari 2011.

 

[1Brief van Karl Marx aan Friedrich Engels van 19 november 1852, MEW, Bd. 28, p. 195.

[2Brief van Friedrich Engels aan Adolph Sorge van 12 september 1874, MEW, Bd. 33, p. 641.

[3Brief van Karl Marx aan Ferdinand Freiligrath van 29 februari 1860, MEW, Bd. 30, p. 490.

[4Brief van Karl Marx aan Adolph Sorge van 27 september 1873, MEW, Bd. 33, p. 606.

[5Brief van Friedrich Engels aan Adolph Sorge van 12 september 1874, MEW. Bd. 33, p. 644.

[6Friedrich Engels, Programm der blanquistischen Kommuneflüchtlingen, in Der Volksstaat, 26 juni 1874, MEW, Bd. 18, p. 528.

[7Friedrich Engels, Programm der blanquistischen Kommuneflüchtlingen, in Der Volksstaat, 26 juni 1874, MEW, Bd. 18, p. 528.

[8Redactioneel van de eerste afleving van Bilan (1933). Bilan was het theoretisch bulletin van de Italiaanse Fractie van de Communistische Linkerzijde.

[9De groep rond Papallardi meent dat de Derde Internationale vanaf 1927 verraad pleegde et dat er een nieuwe moest worden opgericht. Vandaar de toenadering tot de organisaties die deelnamen aan de Kommunistische Arbeiders Internationale (KAI) opgericht in 1922 door de Essen-tendens van de KAPD. De groep rond Vercesi was minder categorisch in zijn beoordeling van de Derde Internationale. Hij vormde pas in 1928 de “Linkerfractie van de Communistische Internationale” nadat deze eiste dat allen werden buitengesloten die weigerden Trotski te veroordelen en na de aanname van “de opbouw van het socialisme in één land” door het Vijftiende Congres van de Communistische Partij van Rusland. Tenslotte meende Bilan dat er eerste linkse groepen in ieder land dienden te worden opgericht vooraleer een werkelijke Internationale Oppositie kon worden gevormd. Vandaar de aanvankelijk toenadering tot Trotski net als haar eis tot een “uitnodiging voor het Zesde Wereldcongres [van de Communistische Internationale] onder voorzitterschap van Trotski” (uittreksel uit de Resolutie van de Conferentie van Pantin van april 1928).

[10Brief van Amadeo Bordiga aan Terracini, in Bordiga Scritti Scelti, 1969, p. 263.

[11De openbare diensten in België (1983 en 1986), algemene staking in Denemarken (1985), de mijnwerkers in Groot-Brittannië (1984-85), het spoorwegpersoneel (1986) en het verplegend personeel (1988) in Frankrijk, de onderwijzers en het spoorwegpersoneel in (1987), enz.

[12Zie onze analyse over de ontwikkeling van de krachtsverhouding tussen de klasse sinds de Tweede Wereldoorlog: http://www.leftcommunism.org/spip.php?article155.

[13 […] we zijn deze laatste maanden getuige geweest van het inzetten van een heel burgerlijk offensief dat eruit bestaat de strijdbaarheid van de arbeiders voor te zijn, door op preventieve wijze strijd te provoceren om het elan naar een massale en solidaire mobilisatie van het geheel van de klasse in het ei te verstikken. […] Het succes van een dergelijke manoeuvre gaf het groene licht voor de bourgeoisie van andere West-Europese landen om deze strategie ten volle te benutten […] het ging er voor de bourgeoisie om een sector voortijdig in beweging te laten komen, een confrontatie te provoceren in een mijnenveld voordat de voorwaarden van een werkelijke frontale strijd voldoende rijp waren in het geheel van de arbeidersklasse […] het is niet één bijzondere sector maar het zijn miljoenen arbeiders van alle sectoren die geronseld zijn een voortijdige strijd, in een valse demonstratie van “kracht“. Dat is hoe de bourgeoisie, in alle landen waarin ze de laatste twee jaar geconfronteerd werd met belangrijke strijd, er in is geslaagd het kruit nat te maken door het voortouw te nemen om iedere nieuwe opkomst van massale strijd te verstikken.” (Internationale Revue van de IKS, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 58, derde trimester 1989).

[14Zie de Internationale Revue van de IKS, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 72, 74, 76, 88, 94 en 99. Als voorbeeld, dit is wat deze organisatie in 1994 schreef, in nr. 76 van 1994: “de sociale rust die sinds bijna vier jaar heerste is definitief doorbroken […] deze strategie is, in tegenstelling daartoe, teken dat er een ware heropleving van de klassenstrijd op internationale schaal is. De heropleving van de strijdbaarheid van de arbeiders. Het einde van het jaar 1993 was dus gekenmerkt door stakingen en manifestaties in België, Duitsland, Italië, Groot-Brittannië, Frankrijk en Spanje”.

[15Internationale Revue van de IKS, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 59, 1989, Resolutie van het Achtste Congres.

[16Dit wordt goed geïllustreerd door de cascade van theorieën en kwalificaties die de IKS toebedeeld aan al haar dissidenten: “vrijmetselaars-complot”, “esoterische infiltratie”, “parasitisme”, “pogromisme”, “nihilisme”, “clanisme”, “avonturisme”, “opgeblazen ego”, “intellectualistisch individualisme”, “haat tegen de organisatie” ... en die lijst is niet uitputtend ... allemaal dingen die niettemin door deze organisatie worden voorgesteld als ware theoretische en politieke verdiepingen (zie de Internationale Revue en de twee brochures die geheel gewijd zijn aan die onderwerpen: La prétendue paranoïa du CCI [De zogenaamde ziekelijke achterdocht van de IKS], I & II)! Dat komt er op neer dat de kloof tussen werkelijkheid en het subjectieve begrip daarvan hier zijn hoogtepunt bereikt. Zoals Marx en Engels het al perfect geïdentificeerd hadden is het precies wat gebeurd als een politieke organisatie het contact met de werkelijkheid verliest in een periode van teruggang van strijd.

[17Le IBRP (Internationaal Bureau voor de Revolutionaire Partij) is onlangs van naam veranderd: Internationalistische Communistische Tendens voor de Revolutionaire Partij (ICT).

[18Instituto Onorato Damen: http://www.istitutoonoratodamen.it/.

[19De Communistes Internationalistes (Montréal): http://klasbatalo.blogspot.com/.

[20“We hebben dus besloten een duidelijke politieke afbakening te maken ten opzichte van de Oostenrijkse groep, want er zijn steeds meer indicaties dat hun pretentie ontvangende partij te zijn van het Bureau (een pretentie die we vier jaar geleden al hebben verworpen) verwarring zaait in de Duitstalige geografische zone” (Uittreksel uit het artikel Le BIPR devient TCI [Het IBRP wordt ICT] van 26-27 september 2009).

[21Alleen enkele recente initiatieven proberen te reageren op dezen lethargie. Dat is bijvoorbeeld het geval met de oprichting van het Internationaal Discussienetwerk in 2000 door de Cercle de Paris [Kring van Parijs] en de Oproep aan het pro-revolutionaire milieu door de groep Internationalist Perspective in maart 2009, terwijl anderen, meer geïsoleerd, zich hebben teruggetrokken in het herdrukken van historische en theoretische teksten over de arbeidersbeweging. Dergelijke initiatieven hebben evenwel hun eigen grenzen: ze worden door maar een deel van de groepen van de Communistische Linkerzijde overgenomen en sommigen zijn op een dood punt gekomen zoals het Internationaal Discussienetwerk.

[22[...] het opportunisme in de meerderheid van de proletarische politieke organisaties heeft het onvermogen duidelijk gemaakt van de meeste van deze groepen om te beantwoorden aan de eisen van de geschiedenis. […] momenteel bestaan de voorwaarden voor de opbouw van de communistische wereldpartij. Tegelijkertijd, doordat de groepen van het proletarisch politiek milieu zichzelf diskwalificeren in het proces dat naar de oprichting van de klassenpartij leidt, kan dit slechts de cruciale rol versterken die de IKS zal moeten spelen binnen dit proces. Het wordt steeds helderder dat de toekomstige partij geen product zal zijn van de “democratische” optelling van de verschillende groepen van het milieu, maar dat de IKS al het skelet van de toekomstige partij vormt (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 122 (2005), Zestiende Congres van de Internationale Kommunistische Stroming).

[23Marx, Voorwoord bij Een bijdrage tot de kritiek van de politieke economie, in Te Elfder Ure (TEU), nr. 17, p. 522.

[24Het enige voorbeeld dat een beetje bij in de buurt komt wordt gevormd door de oude brochure van de IKS over de overgangsperiode van kapitalisme naar socialisme (1981). Het is echter veelbetekenend: (a) dat alle teksten van deze brochure dateren uit de jaren 1970 toen deze organisatie in een fase van oprichting en krachtenbundeling bevond; (b) dat er nooit enig vervolg op is gepubliceerd; (c) dat de IKS er nooit blijk van heeft gegeven dit debat te hebben voortgezet; (d) dat deze brochure niet gewijd is aan het verdedigen van een afwijkend standpunt maar dat het een simpele samenbundeling is van verschillende standpunten... Anders gezegd, deze schijnbare uitzondering (die prijzenswaardig waren en op dat moment beslissend) bevestigt volkomen de volledige afwezigheid van daadwerkelijke controverses binnen en tussen de groepen van de Communistische Linkerzijde.

[25Il Comunista, Bilan, Internationalisme, Communisme en L’ouvrier communiste.

[26Voor een eerste overzicht van het verhelderend karakter van deze betwistingen kan de lezer worden verwezen naar het eerste deel van de brochure van de IKS met de veelbetekenende titel: De voorgewende ziekelijke achterdocht van de IKS (La prétendue paranoïa du CCI.

[27De politieke en organisatorische crisis binnen de Communistische Linkerzijde raakt al haar onderdelen, ook als die zich niet overal met evenveel kracht manifesteert.

[28De citaten zijn ontleend aan de inleiding van de eerste aflevering uitgegeven in 1933.